Door zonder grote leider: het begin van het tweede stadhouderloze tijdperk I
De stadhouder Willem III werd in 1672 binnengehaald als de redder van Nederland. Hij joeg in de jaren daarna echter vooral zijn eigen belang na. In 1688 stak hij over naar Engeland en liet zich daar tot koning kronen. Toen hij in 1702 van zijn paard viel en kort daarna overleed, bleken maar weinigen in Nederland daar rouwig om. De Staten van de meeste provincies negeerden prompt het testament van de koning-stadhouder en besloten het bestuur terug te geven aan de republikeinse instituten. Intussen schaarde het volk zich massaal achter deze beslissing. Een nieuwe wind van meer vrijheid en democratie begon spoedig te waaien.
Dictatuur
De koning-stadhouder is dood. Het nieuws werd op 19 maart 1702 de wereld ingestuurd vanuit Londen. Dertig jaar was de Republiek der Zeven Provinciën onder de strakke regie van Willem III van Oranje geleid, al was het niet altijd een gelukkig huwelijk geweest. De prins had er zijn hand niet voor omgedraaid om via chantage en het negeren van bestuurlijke procedures zijn zin door te drukken. Het enthousiasme waarmee hij was binnengehaald tijdens de crisis van het rampjaar, 1672, was niet lang daarna verdampt toen zijn ware intenties duidelijk werden. De zuivering die hij in alle bestuurslagen had doorgevoerd resulteerde in een onafzienbare stoet onbekwame en corrupte jaknikkers. Hij had zijn positie vervolgens erfelijk laten verklaren, maar er was eindelijk weerstand geboden toen hij zich formeel tot soeverein over de Nederlandse gewesten wilde laten uitroepen. Hoewel de spanningen voortduurden, hadden de voorvechters van het republikanisme niets anders kunnen doen dan hun kans afwachten. Nu was Willem ter ziele gegaan, zonder duidelijke erfgenaam.
Geest van de Republiek
De koning-stadhouder had nooit helemaal het republikeinse gedachtegoed uit de besturen van steden en provincies kunnen wissen. Het was te diep geworteld in de eigenzinnige Nederlandse burgerij. Hoewel het idee dat de republikeinse vrijheidsliefde Nederland in tijden van oorlog een voordeel zou geven 1672 niet overleefd had, dachten velen met weemoed terug aan de tijd zonder stadhouder. Was het niet zo dat onder raadspensionaris Johan de Witt en de zijnen (1650 - 1672) het bestuur in het algemeen belang was geweest, in plaats van voor de dynastieke ambities van een man? Was Nederland niet welvarender en invloedrijker dan ooit geweest dankzij het republikeins bestuur, door de Witt “De Ware Vrijheid” gedoopt? Wellicht was het voor Willem III een opluchting geweest om in 1688 naar Engeland te varen en zich daar tot koning te laten uitroepen. De Engelsen hadden hun republiek in 1660 aan de wilgen gehangen, en deden niet zo moeilijk over een koning aan het hoofd van hun staat. Voor de Nederlanders was dat idee inmiddels ondenkbaar.
De Staten besluiten
In plaats daarvan had Willem zijn eigen aangestelde raadpensionaris in Holland achtergelaten om zijn belangen te behartigen. Anthonie Heinsius was volgens velen een zeer bekwame en integere politicus, maar ook een schoothondje van zijn broodheer. De perfecte keus voor de afwezige stadhouder. Na het overlijden van Willems neef, Hendrik Casimir, had hij diens zoon Johan Friso naar voren geschoven als opvolger, de eerste stadhouder die officieel de titel zou erven. Hij had alleen buiten de Staten van Holland gerekend. Zodra het nieuws van de dood van de koning-stadhouder bekend werd, staken zij de koppen bij elkaar. Slechts een paar dagen hadden ze nodig om tot een besluit te komen. Heinsius, voorheen een zo trouwe bondgenoot van de Oranjes, kon niet veel meer doen dan zijn schouders ophalen. Ondanks zijn reputatie als schoothondje had hij wel degelijk altijd zijn verantwoordelijkheid als bestuurder van Holland zeer serieus genomen. Op 25 maart 1702 wandelde hij dan ook de vergaderzaal van de Staten-Generaal in Den Haag binnen, en deelde hen droogjes mee dat Holland geen nieuwe stadhouder zou aanstellen.
Een nieuwe wind
Wie gehoopt had dat dit een vurig protest zou uitlokken, van de Oranjegezinde bestuurders of het volk, kwam bedrogen uit. Vrijwel meteen voegden Zeeland, Gelderland, Overijssel en Utrecht zich bij het besluit van Holland. Zelfs Groningen en Friesland, waar de Oranjegezinde gereformeerde kerk veel invloed had en die Johan Friso wel erkenden, maakten geen bezwaar tegen de beslissing. Slechts hier en daar waren er wat opstootjes. In vele steden werden nieuwe besturen gekozen, en de bestuurders die door Willem III om hun loyaliteit waren aangesteld werden massaal weggestemd of simpelweg verwijderd. Een nieuwe wind was gaan waaien door de Nederlanden, en al snel zou duidelijk worden dat niet alleen de Hollandse regenten smachtten naar een nieuwe Ware Vrijheid. Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk was nog maar net begonnen.